Kraken en Christelijke politiek.

Door: Ernst van den Hemel

In 1978 werd een wetsvoorstel om kraken te verbieden afgestemd in de Eerste Kamer, mede dankzij een rapport van de Raad voor Kerken in Nederland. De raad bekritiseerde het feit dat niet de achterliggende maatschappelijke oorzaken als probleem werden gezien, maar een bevolkingsgroep zelf tot juridisch probleem werd gemaakt, op basis van selectieve berichtgeving. Daarmee werd voorbijgegaan aan enkele fundamentele thema’s binnen de christelijke traditie.  De raad pleitte daarom voor een objectief onderzoek naar kraken, en gaf met dit onderzoek een voorbeeld van christelijk politiek engagement dat in de huidige discussie over het kraakverbod opvallend afwezig is.

Het is verbazingwekkend dat het anno 2008 juist de christelijke partijen zijn die in het huidige politieke klimaat het voortouw nemen om het kraken naar het strafrecht over te hevelen. Kraken is sinds haar ontstaan een onderwerp dat aanspraak maakt op de fundamentele waarden van christelijk denken. Het recht op wonen, het opkomen voor diegenen die vanwege economische of sociale omstandigheden moeite hebben om een woning te vinden, waren in het verleden bij uitstek onderwerpen die passen binnen het kader van een ‘humaan-christelijke politiek’. In het huidige wetsvoorstel voor een kraakverbod lijkt echter het eigendomsrecht boven het woonrecht gesteld te worden, en zijn de problemen rondom woningnood en leegstand slechts summier en bijzonder onduidelijk opgenomen.

Door een blik te werpen op de geschiedenis van het kraken en christelijke politiek wordt duidelijk dat in het huidige voorstel een traditie van christelijk politiek in Nederland genegeerd wordt. Niet alleen worden er op basis van halve feiten en onvolledige berichtgeving conclusies getrokken, deze conclusies zijn ook nog eens niet gerelateerd aan de achtergrond en belangrijke bestaansreden van het kraken: leegstand en woningnood. Met het rapport ‘Kraken in Nederland’, opgesteld door de Raad van Kerken in Nederland in 1978, is er een duidelijk voorbeeld voorhanden van goed geïnformeerde christelijke politiek rondom kraken. Dit rapport laat dan ook zien dat kraken niet losgezien kan worden van ideologische thema’s als verzet tegen woningnood en leegstand. Kraken ligt dan ook dichter bij de christelijke waarden die het CDA en de ChristenUnie voorstaan dan het huidig wetsvoorstel suggereert.

Al in de begindagen van de kraakbeweging, toen het kraken zich als beweging uit de provobewegingen los begon te maken, en op zichzelf een politiek middel werd, hielden christelijke hulporganisaties zich met het kraken bezig. Met de komst van Aktie’ 70 in Amsterdam werd de politieke stellingname van krakers voor het eerst duidelijk[1]. Er waren grote groepen in de samenleving die een groot aantal jaren op een woning moesten wachten. Doordat jongeren tot hun 27ste moesten wachten om aanspraak op een woning te kunnen maken, werden bijvoorbeeld veel studerende jongeren gedwongen op een clandestiene wijze en tegen te hoge huren op een tijdelijke kamers te wonen. Een andere groep waren jonggehuwden. Doordat jonge echtparen eerst twee jaar op hetzelfde adres ingeschreven moesten staan voordat zij zich aan konden melden voor een woning, hadden vooral jonge echtparen met kinderen problemen met het vinden van geschikte woningen. Toen de beginnende kraakbeweging deze misstanden aan de kaak stelde, begonnen ook christelijke hulporganisaties zich in het debat te mengen. Het ‘Landelijk Werkverband Huisvestingsnood’, een door christelijke organisaties opgezette beweging die tot doel had ‘woningnood te bestrijden’ had een groot aandeel in het kraken van tientallen panden in Haarlem in 1970[2]. Deze panden werden direct betrokken door jonge gezinnen waardoor de problematiek van deze groep aan het licht gebracht werd. Een tweede voorbeeld zijn de jeugdwerkgroepen van begin jaren zeventig. Om voor probleemjongeren zelfstandige woonruimte te creëren werden, onder andere door christelijke jeugdhulporganisaties, panden gekraakt[3].

Maar het belang van kraken voor christelijke politiek werd wellicht het duidelijkst verwoord in het door de  Raad van Kerken uitgebrachte rapport ‘Kraken in Nederland’ (1978). Dit rapport verscheen als reactie op de voorgestelde Anti-Kraakwet die door de Tweede Kamer in 1976 aangenomen was, en had als doel een ‘inventarisatie en analyse van de problematiek van het kraken en de achtronden daarvan’ en daarover vervolgens ‘advies uitbrengen over te ondernemen stappen’. Hierbij wilde de Raad een gemis vullen dat volgens het rapport een goede meningsvorming over het kraken in de weg had gestaan: ‘telkens wreekte zich het feit dat de kerken niet over een landelijk adres beschikten waar de problemen van woningnood, stadsontwikkeling en ruimtelijke ordening aan de orde zijn’ dit was volgens het rapport des te spijtiger omdat ‘er wèl alle reden is voor het vermoeden dat dit de gebieden zijn waarop de tegenstellingen tussen arm en rijk, machtig en machteloos, in onze eigen samenleving het hevigst worden uitgevochten’[4].De kraakproblematiek moest dan ook niet slechts gezien worden als ‘kriminaliteit’, maar deze moet benaderd worden ‘tegen de achtergrond van woningnood en leegstand’[5]. Slechts door middel van gedegen onderzoek, zo stelde de Raad, naar de huidige omstandigheden op de woningmarkt, en naar de aard van de kraakbeweging, kan een overwogen oordeel geveld worden. Dit onderzoek is, zo stelde het rapport, des te meer nodig omdat de anti-kraakwet door de Tweede Kamer was aanvaard ‘op basis van deels onvolledige en deels onjuist informatie’. Het rapport benadrukte dat de ‘beeldvorming aangaande krakers zeer eenzijdig en negatief is. Kraken wordt o.a. veel meer in verband gebracht met politie en justitie dan met woningnood en leegstand’[6]. Het rapport analyseerde alle krantenkoppen over kraken gedurende de periode 1970 -1978 en concludeerde; ‘ in 78% wordt kraken, zelfs in zulke dagbladen als Volkskrant en NRC-Handelsblad, in verband gebracht met politie of justitie’[7]. Het gevolg van deze slechte berichtgeving is dat ‘niet de achterliggende maatschappelijke oorzaken (…) als probleem [worden] gezien, maar de bevolkingsgroep zelf wordt tot een probleem gemaakt’[8]. Door deze beeldvorming wordt dus kortom het fenomeen kraken niet gezien als politieke activiteit, maar als crimineel gedrag: ‘eerst wordt het kraken tot een justitieel probleem gemaakt om het daarna met een justitiële wet op te lossen. Ons inziens kan de anti-kraakwet niet los gezien worden van het door de pers gewild of ongewild opgeroepen beeld van het kraken’[9].

Om deze beeldvorming tegen te gaan, stelt het rapport, zou men eerst eens moeten kijken naar wie eigenlijk de krakers zijn. Door middel van een groot aantal beschrijvingen van krakers, van hun activiteiten, en van de woningsituatie in Nederland komt vervolgens een heel ander beeld naar voren van het kraken. Waar, ook toen, in de media het beeld overheerste van werkschuw tuig, buitenlandse arbeiders en drugsgebruikers, kwam uit het rapport een beeld naar voren van een politiek fenomeen dat trachtte het recht op wonen te garanderen voor iedereen, ook de zwakkeren. Daarnaast bleek dat er veel panden die door speculatie aan het verkrotten waren door de inzet van de krakers behouden werden. Ook werd een vernietigend oordeel geveld over de woningmarkt. Het beeld kwam naar voren van een Amsterdam waarin door stijgende prijzen steeds meer woongrond te duur wordt voor de lage en middenklassen. Nieuwe bedrijfspanden blijven vanwege de te hoge prijzen lang leegstaan, en speculatie wordt door de stijgingen bevorderd. Daarnaast worden steeds meer woningen aan het lage huursegment onttrokken en komen er steeds meer dure gerenoveerde etages bij[10].

De anti-kraakwet, zo stelde het rapport, behandelde de bestaansreden van het kraken, het verzet tegen woningnood en leegstand, dus op geen enkele wijze. De in de anti-kraakwet opgenomen clausule van het bestraffen van leegstand door middel van een ‘leegstandsbestand’ was niet op geloofwaardige wijze opgenomen in het wetsvoorstel. Hierdoor zou de anti-kraakwet slechts tot een bescherming van het eigendomsrecht en niet tot bescherming van het woonrecht dienen. Dit is een denktrant die, volgens het rapport, overduidelijk indruist tegen kerkelijke ideeën. In het rapport komt naar voren dat christelijk-politiek denken zich niet zomaar achter het recht van de ondernemer moet scharen. Het hoort bij de verantwoordelijkheid van de christelijke politiek om niet zonder meer het woonrecht te verkiezen boven het eigendomsrecht. Het effect van de publicatie van het rapport in 1978 was als een bom onder de Anti-Kraakwet. Mede door het rapport van Raad van Kerken werd de wet door de Eerste Kamer afgestemd.

Nu is 1978 natuurlijk lang geleden, en zijn er, zowel op juridisch als sociaal vlak, veel dingen veranderd. Maar het rapport schetst een beeld dat op veel vlakken overeenkomt met de huidige situatie: de woningmarkt is nog steeds voor de lagere inkomens zeer krap, en wachttijden voor studenten en jongeren zijn nog steeds notoir hoog. Daarnaast lijkt het vrije marktprincipe steeds meer de woningmarkt te bepalen. Het wetsvoorstel van 1976 komt overeen met het huidige voorstel in die zin dat het kraken niet wordt gezien als kritisch verzet tegen misstanden op de huidige woningmarkt maar als georganiseerde criminaliteit. In november 2007 heeft de ombudsman van de NOS, Ton van Brussel, bevestigd dat het kraken in de verslaggeving eenzijdig en (dus) op journalistiek onverantwoorde wijze verbonden wordt met criminele activiteiten.  Van Brussel onderstreept dat deze berichtgeving niet los kan worden gezien van het beeld dat ook bij de indieners van het wetsvoorstel overheerst[11]. Dit blijkt duidelijk uit de recente schets van de kraakbeweging door initiatiefnemer van de huidige wet, CDA kamerlid Jan ten Hoopen: de kraakwereld zou voornamelijk bestaan uit ‘goed georganiseerde’,  ‘professionele’, ‘buitenlandse’, ‘criminele elementen’ die ‘ondernemers belemmeren’[12]. In de rest van het interview stelt ten Hoopen dat zijn kennis van kraken voornamelijk afkomstig is van ‘gesprekken met ondernemers’. Klaarblijkelijk is het  argument van de Raad van Kerken dat, voor er over de wet gestemd wordt, er eerst een objectieve beeldvorming tot stand moet komen, nog net zo geldig als in 1978. Een tweede grote overeenkomst tussen de beide wetsvoorstellen is het idee dat de leegstand bestreden zou worden door middel van een ‘leegstandsbestand’. Het kraken zou vervangen moeten worden door een grotere aandacht van de overheid voor leegstand. In beide wetsvoorstellen is volstrekt onduidelijk hoe exact leegstand vermeden zou moeten worden en welke overheidsorganen dit onduidelijke beleid zouden moeten uitvoeren en controleren. Daarnaast is de nu voorgestelde boete van 7500 euro voor eigenaren veel te laag om speculatie tegen te gaan. Zowel de oude als de nieuwe kraakwet gaan dan ook voorbij aan de problemen van de woningmarkt en het ideologische karakter van het kraken. Het rapport van de Raad van Kerken beschrijft het treffend:‘het kompleks van ethische vraagstukken rond het kraken en de achterliggende verschijnselen van woningnood en leegstand lijkt (…) te zijn versmald tot een vraagstuk van “eigendom” en “openbare orde”[13].

Kortom, het rapport door de Raad van Kerken legt een belangrijke kwestie bloot:  Er zijn serieuze lacunes in de berichtgeving en beeldvorming rondom kraken. Deze lacunes zorgen ervoor dat kraken als criminele activiteit wordt opgevat en dat de thema’s woningnood en leegstand nauwelijks betrokken worden bij het debat. Het rapport van de raad van kerken had als doel dit gebrek aan informatie op te vullen door gedegen onderzoek. De Raad van Kerken onderstreept dat als ‘christelijke politiek’ iets voorstelt dat dat betekent dat men de problematiek juist moet weergeven en vervolgens een oordeel moet vellen dat in de lijn van christelijke ideeën ligt. De huidige situatie heeft deze belangrijke overeenkomst met de jaren zeventig: een objectieve beeldvorming ontbreekt, en de thema’s woningnood en leegstand worden niet serieus in het debat betrokken. Het is te hopen dat de christelijke partijen in Nederland, doorslaggevende partijen in het al dan niet aannemen van het wetsvoorstel, eerst een goed beeld vormen van kraken voordat er een oordeel over geveld zal worden. Als de ideologische kant van kraken in de argumentatie meegenomen wordt, zou best wel eens kunnen blijken dat het kraken juist aanspraak maakt op een basiswaarde van de christelijke politiek: het eigendomsrecht kan niet zomaar boven het woonrecht gesteld worden.

Ernst van den Hemel is promovendus aan het Instituut voor Cultuur en Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn onderzoek behelst de relatie tussen literair taalgebruik en vormen van fundamentalisme of politiek engagement in de theologie van Johannes Calvijn.


[1] Voor Aktie’ 70 en de vroege geschiedenis van de kraakbeweging, zie Eric Duivenvoorden, Een Voet Tussen de Deur, Geschiedenis van de kraakbeweging 1964 – 1999 (2000), p.52

[2] Duivenvoorden, p.53-54.

[3] Ibid. 67.

[4] Kraken in Nederland, Raad van Kerken in Nederland (1978), p. 8.

[5] Ibid.p.10

[6] Ibid. p.10

[7] Ibid. p.33

[8] Ibid. p.32

[9] Ibid. p.33

[10] Ibid. p.28

[11] http://www.nos.nl/assets/ombudsman/columns/091107_krakers.html

[12] Interview met Jan ten Hoopen NOVA, 12-10, 2008: http://www.novatv.nl/novaplayer/player.html?id=rep-1976-0

[13] ‘Kraken in Nederland’, p.10.

_________________________________________________________

Dit stuk is ook te vinden in het “Witboek Kraken”, uitgegeven door de Papieren Tijger.  Kijk voor weblinks naar het Witboek Kraken en het rapport van de Raad van Kerken  a/d rechterzijde van deze pagina.